MONOCULTURE in vijf woorden
Een complex begrip als ‘monocultuur’ roept heel wat vraagtekens op. En dat is oké. Antwoorden opperen we niet in de tentoonstelling ‘MONOCULTURE | Een recent verhaal‘. Wel raken de kunstwerken in deze groepspresentatie op een eigen manier kwesties en tendensen die de hedendaagse samenleving bezighoudt. We zoeken momenteel massaal naar woorden om moeilijke debatten over cultuur en maatschappij genuanceerd te voeren. Ons curatorieel team stelde een woordenlijst samen om jullie een handje te helpen hierbij. We pikken er alvast vijf uit.
Allochtoon
De term ‘allochtoon’ is van Griekse oorsprong en betekent letterlijk ‘van een andere bodem’. Het woord werd oorspronkelijk gebruikt in de geologie als een bijvoeglijk naamwoord dat ‘van elders aangebracht’ betekent, of ‘gevormd uit materiaal dat van elders is meegebracht’. Begin jaren 1970 werd de term ‘allochtoon’ in Nederland geïntroduceerd als zelfstandig naamwoord, als een neutraler alternatief voor ‘buitenlander’ of ‘immigrant’. In het Vlaanderen van de jaren 1960 en 1970 werden de termen ‘gastarbeider’ en ‘buitenlander’ gebruikt; vanaf de jaren 1980 werd de term ‘migrant’ populair. Omdat veel jongeren die migranten worden genoemd in België zijn geboren, werd dat woord niet langer als gepast beschouwd, en sinds de jaren 1990 wordt het woord ‘allochtoon’ steeds vaker gebruikt in het publieke debat, in academische kringen en in de media. Volgens de officiële definitie is een persoon een ‘allochtoon’ als ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren. Daarnaast zijn er twee onderscheiden: ten eerste, het verschil tussen allochtonen van de eerste en tweede generatie, en ten tweede, het verschil tussen westerse en niet-westerse allochtonen. Sinds 2010 wordt ook ‘allochtoon’ gezien als een woord met een negatieve connotatie, en verschillende autoriteiten en media (de stad Gent of de krant De Morgen bijvoorbeeld) weren het woord tegenwoordig uit hun communicatie.
Landbouw
Landbouw is de praktijk van het kweken van planten en het telen van vee als bestaansmiddel. Het was een essentiële ontwikkeling in de instandhouding van de menselijke beschaving, aangezien de landbouw van gedomesticeerde soorten leidde tot voldoende grote hoeveelheden voedsel om het mensen mogelijk te maken in steden te wonen. Landbouw op industriële schaal, gebaseerd op monocultuur-technieken, domineerde in de twintigste eeuw de landbouwproductie. Met name gewassen hebben een vermogen om zich aan te passen aan de plaatselijke teeltomstandigheden en aan menselijke voedingsbehoeften en smaken. Ze brengen gemeenschappen zowel voedselzekerheid als lichamelijk welzijn en culinaire voldoening. Door planten gedurende meerdere generaties aan inteelt te onderwerpen, werd het mogelijk ze te ontdoen van bijna elke genetische variatie. Dit wordt moderne plantenveredeling genoemd, hetgeen ook wettelijk beschermd is. Sinds het UPOV-verdrag – de UPOV is de International Union for the Protection of New Varieties of Plants – dat in 1962 een wetgeving invoerde met beperkingen rond het intellectueel eigendomvan nieuwe planten, mogen alleen onderscheiden, officieel erkende planten commercieel worden geteeld in landen die het verdrag hebben ondertekend, waaronder alle lidstaten van de de EU.
Monocultuur
In maatschappelijke termen kan monocultuur worden gedefinieerd als de homogene levenswijze en expressie van een bepaalde sociale of etnische groep. Als politieke praktijk probeert monoculturalisme een nationale cultuur te beschermen door externe invloeden uit te sluiten. Het kan soms betekenen dat men gelooft in de superioriteit van de eigen dominante groep, ten opzichte van bepaalde minderheden. In deze context kan monoculturalisme een assimilatieproces inhouden waarbij minderheidsgroepen zich moeten aanpassen aan de dominante cultuur en praktijken, waardoor er culturele homogeniteit ontstaat. Net als het woord ‘cultuur’ komt het woord ‘monocultuur’ uit de landbouw, waar het gebruikt wordt om de praktijk te beschrijven van het kweken van één enkel dierenras of het verbouwen van een enkel gewas. Deze techniek resulteerde in planten die in feite klonen zijn, hoewel men dacht de ‘oorspronkelijke’ of ‘pure’ vorm van de plant te hebben bereikt. Monocultuur wordt veel gebruikt in zowel de industriële als de biologische landbouw en heeft geleid tot een grotere efficiëntie bij productie en oogst, terwijl tegelijkertijd het risico op blootstelling aan ziekten of plagen toenam.
Nationalisme
Nationalisme is zowel een idee als een beweging. Het doel is de behartiging van de belangen van één bepaalde groep mensen die zich identificeren met een bepaald land. Nationalisme stelt dat elke natie zichzelf moet regeren, met als kern de zelfbeschikking. Doorgaans wordt de constructie van één enkele nationale identiteit nagestreefd, gebaseerd op gedeelde sociale kenmerken op vlak van cultuur, etniciteit, geografische locatie, taal, politiek, religie, tradities, alsook het geloof in een gedeelde, unieke geschiedenis. Nationalisme probeert daarom de traditionele culturen van een land te behouden en te bevorderen, en ook culturele revivals werden in verband gebracht met nationalistische bewegingen. Nationalisme wordt vaak gecombineerd met andere ideologieën, zoals nationaal conservatisme of socialisme. Etnisch nationalisme definieert de natie in termen van gedeelde etniciteit, erfgoed en cultuur. Burgerlijk nationalisme definieert een natie in termen van gedeeld burgerschap, waarden en instellingen, en is gekoppeld aan constitutioneel patriottisme. In Imagined Communities uit 1983, een boek dat een historische analyse geeft van nationalisme, beschrijft politiek wetenschapper en historicus Benedict Anderson de ‘natie’ als een sociaal geconstrueerde gemeenschap, waarin mensen zich voorstellen dat ze deel uitmaken van een groep, daarbij beïnvloed door stereotypen en beelden die in de pers worden bestendigd. Nationalisme, zo schrijft hij: ‘wordt verbeeld omdat de leden van zelfs de kleinste natie de meeste van hun medeleden nooit zullen kennen, ontmoeten of zelfs maar van hen horen, maar toch leeft in de hoofden van ieder het beeld van hun gemeenschap’. Nationalisme kan ook worden gezien in tegenstelling tot internationalisme, en dus tot meer politieke of economische samenwerking tussen naties.
Universalisme
Universalisme is het filosofisch concept waarbinnen ‘universele’ feiten bestaan die ontdekt kunnen worden. Het is tegengesteld aan relativisme dat ervan uitgaat dat alle feiten slechts relatief zijn, afhankelijk van iemands perspectief. Het stelt dat er algemene normen, waarden, ethische systemen enz. bestaan die gelden voor alle mensen en alle culturen, ongeacht de context waarin ze zich bevinden. Het kan hierbij draaien om menselijke behoeften, rechten of biologische en psychologische processen, en de normen zijn gebaseerd op het idee dat alle mensen in wezen gelijkwaardig zijn. Universalisme werd bekritiseerd door postmoderne en postkoloniale denkers, die gebrek aan bewijs vinden voor ideeën of waarden die werkelijk universeel gelden. Socioloog en economisch historicus Immanuel Wallerstein beschouwt in zijn boek European Universalism: The Rhetoric of Power (2006) universalisme als een opvolger van kolonialisme, namelijk als een middel om namens de ontwikkelingslanden te spreken en zich te mengen in de zaken van andere landen. Wallerstein brengt in kaart hoe de westerse wereld sinds de Verlichting herhaaldelijk heeft geprobeerd om universalia te creëren, gaande van het modernisme als een poging om een universele taal (of toestand) uit te vinden, tot het idee van de mensenrechten. Universalisme kan volgens hem worden gezien als de verschuiving van het westerse stereotiepe perspectief op het Oosten (door Edward Said beschreven als oriëntalisme) naar een westers gevoel van iets dat wordt gedeeld, maar waar de niet-westerse persoon misschien niet altijd aan beantwoordt. Aangezien het Westen het universalisme de status van natuurwet heeft toegeschreven, heeft het ook het recht op interventie in landen die zogenaamd niet conform die wet leven, hetzij via ontwikkelingshulp, hetzij via culturele interventie of zelfs oorlog.
Dit zijn slechts vijf termen uit een lange lijst van woorden die het hedendaags discours rond ‘multicultuur’ en dus ook ‘monocultuur’ body geven. De volledige woordenlijst maakt deel uit van de tentoonstellingscatalogus Monoculture – Een recent verhaal als bijdrage aan en weerslag van de gelijknamige tentoonstelling. De publicatie analyseert ‘monocultuur’ als filosofisch, taal- en geschiedkundig fenomeen gecontextualiseerd aan de hand van kunstwerken en gerelateerde thema’s.
Tijdens de duur van de tentoonstelling is de publicatie, zowel verkrijgbaar in het Engels als het Nederlands, te koop in onze museumshop aan de uitzonderlijke prijs van €18. Na afloop belandt het op de normaalprijs van €25.