‘Museum Spelen’: een geslaagd experiment
Zelden kreeg het M HKA zoveel kinderen over de vloer. In de interactieve zomertentoonstelling ‘Museum Spelen’ konden kinderen kunstwerken bekijken, aanraken en er zelfs mee spelen. De expo werd samengesteld door leerlingen van het vierde leerjaar in samenwerking met curator Marc Verstappen van kunstenhuis De Studio. Een boeiend experiment om op een heel andere manier met de M HKA-collectie om te gaan. Christine Lambrechts (collectiebeheer) en Sofie Gregoor (bemiddeling) blikken terug op een bijzonder project.
Atypische tentoonstelling
Christine: “De tentoonstelling was op meerdere vlakken atypisch. De timing bijvoorbeeld was bijzonder krap. Onze eerste kennismaking met klas 4C van het Sint-Lievenscollege ging door op 17 februari. Nog geen vier maanden later opende de expo al. Op die korte tijd moesten we de hele expo maken: van selectie en restauratie tot presentatie en bemiddeling. Dat was best spannend.”
Sofie: “Peter Marnef, de klasleraar was enorm gemotiveerd. Hij moet als leerkracht de eindtermen zien te halen, maar kreeg het toch geregeld dat we in totaal tien volledige namiddagen samen met de kinderen de expo konden voorbereiden.”
Christine: “Onze collectie telt zo’n 7.000 stukken, onmogelijk dus om die allemaal te presenteren aan de klas. We stelden daarom een longlist op van kunstwerken die kinderen kunnen aanspreken. Op vraag van De Studio keken we ook expliciet naar aankopen van de laatste jaren en naar wat nooit eerder werd tentoongesteld.”
“Ik ben vooral blij dat veel kinderen het leuk vonden om kunst te ontdekken. Er wordt gedacht dat hedendaagse kunst moeilijk is voor zo’n jonge doelgroep, maar we hebben bewezen dat het best wel kan.”
Christine Lambrechts, collectiebeheer
Intensieve samenwerking met klas 4C
Sofie: “We werkten intensief samen met de leerlingen. De eerste keer stelden we ons voor aan de hand van onze vijf favoriete kunstwerken. Ik vind het leuk om stenen of schelpen te verzamelen op reis, en koppelde dat aan een installatie met kiezelstenen van Ann Veronica Janssens. Christine, die als collectiebeheerder fysiek in contact komt met de kunstwerken, liet een worst-schilderij van Mathieu Verhaeghe rondgaan in de klas zodat de kinderen eraan konden voelen.”
Sofie: “Tijdens een stemronde op het einde konden de leerlingen aanduiden welke kunstwerken ze leuk vonden en welke niet. Ze schreven ook op waarom. We zagen meteen bepaalde thema’s terugkomen, zoals eten. Dat veel kinderen stemden op het kauwgomballenautomaat van Christophe Terlinden lag voor de hand, maar de populariteit van het Broodkruis van René Heyvaert was verrassend. Ook sport, beweging, dieren, zelfs horror kwamen terug.”
Christine: “Een week later kwamen we langs met een nieuwe selectie. Ik had vijf soorten voeding mee, die ze moesten linken met vijf verschillende kunstwerken en hun titels. Dat maakte het al wat inhoudelijker. Sofie liet de klas bewegen met fitness-plaatjes van het Parcours van Fabrice Gygi. Ze had ook een reproductie van het gipsen matras van Hedwig Houben, waar je met stokjes in kan krabben.”
Sofie: “De derde week splitsten we de klas op in groepen per thema. Ik had foto’s van kunstwerken over de vloer uitgespreid, de kinderen mochten hun favorieten aanduiden. Ze kozen bijna unaniem voor een werk waarop katten waren afgebeeld, en schonken niet veel aandacht aan de andere werken. Daarna gaf ik uitleg over de verschillende werken, en veranderde de interesse. Zo stonden ze stil bij het kijken naar een kunstwerk op zicht, en daarna op zicht én inhoud.”
Sofie: “De vierde week kwamen de leerlingen langs in het museum om de werken in het echt te zien. Tijdens de collectierondleiding leerden we hen rode draden te leggen. Letterlijk: met een rode draad regen ze de geselecteerde werken aaneen tot verhalen. Een andere groep boog zich over de indeling van de expo, op een plattegrond van de zaal. Later ging de klas door naar de Studio om verder inhoudelijk aan de expo te werken.”
Een oefening in loslaten
Christine: “Een favoriet werk van de kinderen was een video-installatie van Paul Perry en Jouke Kleerebezem met grote giraffenhuiden Helaas bleek bij de conditiecheck dat de huiden te hard waren geworden om ze te presenteren. Jammer, want dit kunstwerk zou het centrale punt van de tentoonstelling worden. We legden eerlijk en open uit aan de kinderen waarom dit kunstwerk niet kon worden opgenomen. Ook dat vertelt iets over de collectie en de museumwerking.”
Sofie: “In ‘Museum Spelen’ werden sommige kunstwerken herleid tot gebruiksvoorwerpen of speelgoed: een schommel, een bowlingbaan, LEGO, een verstopgordijn, een draaitol, drie verpakkingsdozen om je als Barbie of Ken te laten fotograferen… Er werd volop gespeeld, kinderen vergaten dat het kunst is. De inhoud leek soms ver zoek. Zo werd de schommel van Kati Heck, die onderdeel is van een installatie, getoond buiten context. Een bewuste keuze van curator Marc Verstappen omdat de andere onderdelen te fragiel waren om te worden getoond.”
Sofie: “Dat de kunstwerken gebruikt kunnen worden, vind ik interessant. De kinderen kiezen voor een soort fluxusidee, met ‘kunst dicht bij het leven’. Maar hoe ga je de inhoud toch aanwezig maken? Zijn er grenzen in het tonen van een werk? Als je slechts een stukje van een werk toont, is het dan nog dat werk? Speel je dan zelf niet kunstenaar? En moeten de kunstenaars zelf daar geen toestemming voor geven? Dit soort vragen vind ik interessant.”
Christine: “Als museum willen we zoveel mogelijk kunstwerken beschermen, De Studio wilde liefst zoveel mogelijk interactie. Het kwam erop neer de juiste balans te bewaken. Elke dag sneuvelde er wel iets. Ik heb de vliegjes van Benjamin Verdonck vaak opnieuw moeten vastlijmen. Het gordijn van Nel Aerts is een paar keer naar beneden gekomen. De kegels in de kegelbaan zijn beschadigd. Het kauwgomballenapparaat moest elke week twee keer gerepareerd. Dat was natuurlijk allemaal voorzien, maar het maakte de expo toch wel extra bijzonder.”
“Elke leerling van de klas mocht een kunstwerk ‘adopteren’. Je merkt dat een kind zijn verhaal kan vertellen aan de hand van een kunstwerk.”
Sofie Gregoor, bemiddeling
Christine: “Het was dus niet alleen verrijkend om eens met de ogen van kinderen te kijken naar onze collectie. Het was vooral ook een oefening in loslaten. Ik sta in voor het beheer van de collectie en probeer elk werk maximaal te beschermen. Nu moest ik er heel anders mee omgaan. Ook voor de erfgoedbewakers was het een hele ervaring. Zij waken er doorgaans op dat niemand de werken aanraakt, ook zij hebben hun werkwijze moeten aanpassen.”
Samenwerken met De Studio
Sofie: “De expo was een belangrijke stap in onze structurele samenwerking met De Studio. Wij hebben als museum vaste processen om onze expo’s op te bouwen, De Studio heeft een heel ander aanbod en heel andere werking. Dat was soms confronterend. Nadat we bijvoorbeeld met de kinderen de indeling van de expo hadden bepaald, kwam De Studio opzetten met extra kunstwerken en concepten. We moesten voortdurend schakelen.”
Christine: “Dat maakte de expo ook boeiend. De Studio bracht heel mooie kunstwerken aan. De mooie verzamelingen van Benjamin Verdonck bijvoorbeeld, heel geliefd bij de kinderen, de fontein van Daems van Remoortere en ook een extra beeld van Tom Liekens. Alleen moesten we inderdaad vaak schipperen. Hoe lieten we én de selectie van de kinderen én die van De Studio evenredig aan bod komen?”
Sofie: “De wisselwerking was heel interessant, vooral omdat onze visies vaak verschilden. De Studio wilde geen titelbordjes naast de werken, ik vond dit wel heel belangrijk. Een titel hoort bij het werk. Ik vind het ook belangrijk te duiden waarom we bepaalde dingen doen. Marc wilde de beleving en eigen interpretatie vrij spel geven. Ook deze confrontatie was leerrijk. Vooral om zelf opnieuw na te gaan: waarom doen we dit eigenlijk, en waarom is het belangrijk? Het was dus niet alleen een oefening in uitleggen, maar ook een kans om opnieuw te evalueren en bij te stellen.”
Ogen opentrekken
Sofie: “Elke leerling van de klas mocht een kunstwerk ‘adopteren’. Een jongen koos de LEGO-toren van Luc Deleu. Hij had nog nooit met LEGO gespeeld, daar hadden ze thuis geen geld voor, toch sprak de toren hem intuïtief aan. Achteraf vernam ik dat hij een echt rekenwonder is: nu al een geboren architect met een passie voor torens. Zo merk je dat een kind zijn verhaal kan vertellen aan de hand van een kunstwerk. Zelfs zonder dat in woorden te vatten.”
Christine: “Het was mooi om zien hoe kunst kinderen kan begeesteren. Na elke keer dat we waren langs geweest op school, gaven de kinderen thuis bij het avondeten een hele uitleg over de kunstwerken die ze hadden gezien. Zo kwam kunst ook binnen in gezinnen waar dat minder evident is. Hoe mooi is het ook dat kinderen even enthousiast kunnen zijn over een kunstwerk als over Pokémon of Roblox. De ouders hebben ons uitvoerig bedankt dat we hun kinderen de blik hebben geopend.”
Sofie: “Daarnaast vond ik het verfrissend dat de esthetiek van een tentoonstelling wat minder van belang was, en dat er bemiddeling toegelaten was op de zaal. Bijvoorbeeld een bouwhoek met zitkussens en LEGO-steentjes terwijl je naar het werk van Luc Deleu kijkt, of opstapjes zodat de kinderen de kunstwerken (op ooghoogte van de volwassenen) beter konden bekijken. De titelbordjes en enkele kunstwerken hingen lager dan normaal. Een handsymbool op sommige bordjes duidde aan of het een ‘doe’-werk was of niet. Quotes van kinderen over de kunstwerken waren met losse hand op de muren geschreven en niet strak en lijnrecht geprint en geplaatst. Dit is ook weer een gevolg van de samenwerking met een externe partner, die ons toeliet vrijer te werken.”
Christine: “De scenografie kon voor een keer veel losser. De focus lag volledig op de kinderen.”
Sofie: “’Museum Spelen’ heeft ogen geopend. Hoe kan een tentoonstelling nog zijn? Wanneer we iets intrigerends zien, willen we dat aanraken, dat is menselijk. Maar in een museum kan dat vaak niet. We evolueren naar een tijdperk waar het publiek meer wil aanraken, ruiken, proeven, horen, ervaren … Deze nood werd met deze expo heel duidelijk: ook de curatoren herkenden een andere soort energie die duidelijk lijkt te werken voor het bede publiek. Er werd meer ruimte gemaakt voor interactie, en dat lijkt meer en meer nodig in deze tijd. Het moet natuurlijk niet altijd zo zijn, maar het lijkt me een mooie uitdaging om dit af te toetsen aan de noden en, al dan niet in beperkte mate, mee te nemen in de ontwikkeling van nieuwe tentoonstellingen.”
Christine: “Ik heb op 15 jaar tijd nog nooit zoveel kinderen op zaal gezien. Ik ben vooral blij dat veel kinderen het leuk vonden om kunst te ontdekken. Er wordt gedacht dat hedendaagse kunst moeilijk is voor zo’n jonge doelgroep, maar we hebben bewezen dat het best wel kan. Er waren natuurlijk ook kinderen bij die vooral kwamen om te spelen. Maar die zijn op zijn minst eens naar een museum geweest, misschien was dit voor hen zelfs de eerste keer.”