Wat voorafging…
Het is niet de eerste keer dat richtlijnen voor hedendaagse kunst opgesteld worden. In de Vlaamse context werkte CAHF (Contemporary Art Heritage Flanders) bijvoorbeeld al het Registratiehandboek Moderne en Hedendaagse Kunst uit als praktische leidraad voor de objectregistratie. Op internationaal vlak vonden reeds verschillende initiatieven plaats zoals The Variable Media Initiative (Guggenheim), Reshaping the Collectible (Tate), Inside Installations (SBMK) en Matters in Media Art (MoMa). Deze projecten zorgen voor een eerste bewustwording van de veranderlijke eigenschappen van kunstwerken. Hoewel de projecten niet focussen op registratie, schuiven ze een aantal interessante theoretische vraagstukken en strategieën voor het collectiebeheer naar voren met inachtneming van variabiliteit. Variabiliteit gaat over de “acceptable levels of change within any given art object without losing a work’s essential meaning”, zoals treffend gedefinieerd door Alain Depocas in The Variable Media Initiative.
De zes variabelen
Het beschrijvingsmodel presenteert een volkomen nieuwe aanpak die variabiliteit als voornaamste uitgangspunt voor de objectregistratie neemt. Dat gebeurt door het definiëren van zes variabelen, wat veranderlijke elementen zijn die het uitzicht, de betekenis of de perceptie van het werk veranderen. Daarbij is het niet zeker hoe het werk er zal uitzien na de verandering. Er zijn meerdere variabelen mogelijk voor één werk.
De zes variabelen van het project zijn de volgende:
1_ De performance variabele gaat over kunst met een live element, dat wil zeggen een live presentatie door een kunstenaar en/of performer voor een publiek.
2_ Bij werken met een interactieve variabele is het de bedoeling dat het publiek ingrijpt of participeert aan het kunstwerk. De interactie kan op verschillende manieren gebeuren, gaande van activaties en workshops tot fysieke manipulatie van objecten.
3_ De kwantitatieve variabele verwijst naar werken waarvan het aantal objecten doorheen de tijd verandert. Dit kan een vermindering, vermeerdering of constante wijziging van het aantal delen inhouden. Sommige van deze werken kunnen gezien worden als een aangroeiend of levend archief, maar het kan ook gaan om veranderingen bij herhaaldelijke presentaties.
4_ De organische variabele betreft werken die één of meer elementen van organische aard omvatten, in het bijzonder voedingswaren of levende organismen zoals planten.
5_ De audiovisuele variabele verwijst naar film, video, geluid en digitaal werk. De kunstwerken kunnen een analoge of digitale drager hebben. De richtlijnen focussen op de technische aspecten van deze media.
6_ Tot de plaatsafhankelijke variabele behoren installaties die afhankelijk van de ruimte telkens anders gepresenteerd of opgesteld worden.
Het beschrijvingsmodel bestaat uit invulinstructies voor de velden van het collectiebeheersysteem die vertrekken vanuit de variabelen die aan het kunstwerk gekoppeld kunnen worden. Het doel is een uniforme registratie bij de partnermusea gebaseerd op de specifieke eigenschappen van het kunstwerk. Zo geeft het beschrijvingsmodel een aantal regels mee om de registratie van de tentoonstellingsgeschiedenis en -aanbevelingen te structureren. Daarbij geeft het een indicatie van welke informatie per variabele verzameld moet worden. Een andere nieuwigheid die het beschrijvingsmodel introduceert, is de registratie van de aanwezige documentatie om de vindbaarheid van dergelijke documenten te vergroten. Op basis van de geformuleerde noden in de stakeholderanalyse, worden extra richtlijnen over de registratie van onder andere de datering, vervaardiger(s), fysieke en conceptuele beschrijving opgenomen. Het beschrijvingsmodel volgt (inter)nationaal erkende standaarden zoals Spectrum, Cataloging Cultural Ojbects en de CIDOC richtlijnen. Wat terminologie betreft, verwijst het beschrijvingsmodel steeds naar de Art & Architecture Thesaurus.